Raganorck Forum Index Raganorck

 
 FAQFAQ   SearchSearch   MemberlistMemberlist   UsergroupsUsergroups   RegisterRegister 
 ProfileProfile   Log in to check your private messagesLog in to check your private messages   Log inLog in 

De Hoeve Barnsteen

 
Post new topic   Reply to topic    Raganorck Forum Index -> De Wilde Wouden
View previous topic :: View next topic  
Author Message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Sat Jan 29, 2005 5:13 pm    Post subject: De Hoeve Barnsteen Reply with quote

((Herinstallatie van een oude draad vanaf het oude forum.))

Vanuit Raganorck loopt een bospad diep de Wilde Wouden in. Het pad volgt voor een groot deel de Woeste rivier om dan af te buigen naar een rustige vallei. Aan de andere kant van een zijstroompje van de Woeste Rivier doemt een versterkte hoeve op. Het ligt midden tussen enkele vruchtbare hellingakkers en fruitboomgaarden omringd door het dichte woud. Het is een vierkant gebouw. Groot en robuust met een enkele Donjon. De Donjon is het enige gebouw met een pannendak, de rest van de daken is bedenkt met riet. De muren hebben naar buiten toe enkel smalle raampjes idiaal voor boogschutters. Aan de westzijde zit een grote poort met daarboven een houten uitbouw. De poort is alleen bereikbaar via een stenen brug over het zijriviertje van de Woest Rivier. De poort zelf staat meestal open, maar kan `s nachts en in tijden van nood van binnen worden afgesloten door middel van een grote eikenhouten balk en een valhek.


Op het binneplein staat een oude waterput. Hier komen ook het woonhuis van de burchtheer; de Donjon, de stallen, de voorraadschuren en de vertrekken van de meiden en knechten op uit. Het binnenplein wordt gedomineerd door de massieve Donjon die in het midden tegen de achtermuur is aangebouwd. De ingang naar de Donjon wordt wederom gevormd door een dikke eikenhouten deur die van binnen af te sluiten valt, maar meestal open staat.

De sfeer op de hoeve is grimmig. De burchtheer is niet geliefde bij de bewoners, maar velen hebben geen mogelijkheid om uit te wijken, want ze weten dat de vrienden van de heer hen hoe dan ook zullen achterhalen. Men werkt om de harde straffen van de heer te ontlopen. Zodra men ongeschikt wordt bevonden voor lichamelijke arbeid wordt men verdreven. Zelfs de oudsten op de burcht doen daarom hun best om zich nuttig te maken uit angst te worden verjaagd. Vanuit de Donjon klinkt echter voortdurend het gebral en gebras van de zoon van de heer en zijn vrienden.


Last edited by Uriel on Wed Feb 02, 2005 2:24 pm; edited 2 times in total
Back to top
View user's profile Send private message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Tue Feb 01, 2005 12:58 pm    Post subject: Wat er zich voordeed Reply with quote

Adelbert zit temidden van het jonge gespuis dat zijn zoon zijn vrienden noemt in de Donjon die de eeuwen getrotseerd heeft. Hij is grijs, maar zijn lijf doet het nog aardig voor ouwe een houwdegen als hijzelf. Zijn nietsnut van een zoon en zijn al even waardeloze vrienden bezatten zich en vallen het personeel lastig. Adelbert beziet het schouwspel vanaf zijn ereplaats midden achter in de grote zaal. Het rijke leven waar hij ooit net als zijn zoon zo van genoten had is hem niet meer gegund. Zijn vrienden zijn gevallen in de strijd en het enige dat hem nog rest is kijken naar de nieuwe generatie die elk middel aangrijpen zal om hem, de Oude Adelbert van de troon te stoten, zoals hij ook ooit lang geleden zelf de Barnsteens hier van de troon gestoten heeft. Het gedruis om hem heen lijkt te verstommen als Adelberts gedachten afdwalen naar vroeger tijden. Hij houdt zijn beker op en die wordt terstond gevuld. Met een teug drinkt hij hem leeg en plempt deze daarna met een klap op tafel. Hij zucht en staat langzaam op. Voorzichtig stapt hij tussen de etensresten en de honden door op weg naar zijn slaapkamer. Ondertussen druist het feest om hem heen gewoon door. De jacht van vanmiddag heeft een rijke buit opgeleverd, maar de Oude Adelbert kan nu niet schelen. Hij wil enkel alleen zijn met zijn melancholie en slapen in het bed dat nu leeg en koud is, maar dat hij vroeger deelde met zijn vrouw. Al hield ze niet van hem, toch had hij het vermoeden dat ze na al die jaren toch een beetje op hem gesteld was geraakt. Ze hadden in ieder geval nooit echt flinke ruzies gehad en dat was al voldoende voor de vroeger zo vurige Adelbert. Hij bereikte zijn kamerdeur en rukte deze open. Met een klap sloot hij vervolgens het feestgedruis buiten en hij ging in de oude leunstoel bij het raam zitten om naar buiten te kijken. Het Woud lag er even stil en mysterieus voor als altijd, maar toch had de Oude Adelbert het vermoeden dat er iets broeide. Hij voelde het gewoonweg in zijn oude vermoeide botten. Er broeide iets en het duurde niet lang voordat het zich zou manifesteren, wellicht wel hier midden onder zijn neus...

Het was ondertussen licht gaan schemeren. Het hoofd van de Oude Adelbert was verscheidene keren op zijn borst geknikt waarna de oude man weer wakker schrok. Het woud zinderde van iets onnoembaars en plots wist de Oude Adelbert dat hij niet hier kon blijven. Er was buiten iets grondig mis en hij moest er mee afrekenen voordat het zijn domein in een vreselijke maalstroom mee zou sleuren. Hij stond op van zijn stoel en belde voor een schildknaap.

Een oude man van rond de zestig verscheen in zijn kamer. "Kom help me in mijn harnas. De Oude Adelbert rijdt uit. Kijk niet zo schaapachtig en doe wat ik je zeg, Manfred. Je wou altijd al van me verlost zijn en misschien krijg je deze keer wel wat je wenst. Maar ik waarschuw je, onder mijn zoon zal het juk nog zwaarder drukken. Begrijp je wat ik wil zeggen?"

Manfred knikt alleen maar, hij begrijpt de Oude Adelbert niet en doet ook geen moeite. Hij is er om de ouwe houwdegen in zijn harnas te hijsen en dat doet hij dan ook. Het idee dat de Oude Adelbert wel eens niet terug zou kunnen keren maakt in hem een wirwar van blije verwachting en onzekerheid over de toekomst los. Adelbert was geen gemakkelijk heer, maar men wist wel wat men aan hem had. Van zijn zoon moest dat nog maar blijken. Het duurde even voordat al het plaatstaal op zijn plek zat en Manfred de man zijn zwaard kan aangeven.

De Oude Adelbert stapte volledig gewapend de feestzaal in. De jongelieden lagen of hingen te slapen; volledig volgevreten en dronken. Adelbert zuchtte. Zelfs deze strijd zou hij alleen strijden, zoals hij zijn hele leven al alleen gestreden had.

Hij liep Manfred achterna naar de stallen en besteeg zijn oude strijdros. Het paard hinnikte zachtjes bij de binnenkomst van zijn oude meester. Het vermoedde het gevecht en het stampvoette bij de gedachte daaraan. Het was ooit een vurig beest, even vurig als de Oude Adelbert zelf, maar nu was het ook oud en dit kon wel eens beider laaster slag zijn. Manfred hielp Adelbert in het zadel. Alleen met al zijn melancholie reed Adelbert het woud in. Het onbekende onnoembare gevecht tegenmoet waarin hij verwachtte te sneuvelen zoals het een heer betaamt. In het zadel en met het blanke staal in de vuist. Zo had Adelbert geleefd en zo wou hij sterven.

De jonge Walefrid wordt wakker. Hij ligt onder de tafel zijn voeten in een ongemakkelijke hoek gebogen. Blijkbaar is hij aan tafel in slaap gesukkeld na te veel wijn en bier en vervolgens onderuit geschoven. Bij het opstaan stoot hij zijn hoofd en een luide vloek klinkt door de ijselijk stille zaal. Om hem heen roeren zich twee van zijn vrienden even in hun slaap. In een hoek begint iemand luid te snurken.

Verdoofd wankelt de Walefrid om de slapende honden, etensresten en her en der lazarus slapende vrienden heen en duwt met een hand de zware toegangsdeur een stukje open. De ander houdt hij voor zijn ogen om het licht te weren dat door de opening naar binnen stroomt. Langzaam strompelt hij naar de waterput op het binnenplein. Het personeel houdt zich angstvallig afzijdig. Ze weten hoe nors de jonge meester kan zijn na zo`n feestmaal. De laatste die commentaar had werd zonder pardon de Hoeve uitgestuurd en kon zijn heil gaan zoeken tussen de wilde beesten in het woud.

Manfred weifelde. De Oude Meester was de vorige avond in een vreemde stemming het woud in gereden en nog niet terug. Eigenlijk verdiende deze jongen het om te weten dat zijn vader in gevaar was, maar wanneer had Adelbert ooit iets voor hen gedaan? Manfred zet een paar stappen richting put, maar dan legt zijn vrouw een arm op zijn schouder. Ze schudt haar hoofd en fluistert: "Wat het ook is, het kan wachten. Stoor hem nu niet, schat, je weet hoe hij is..." Manfred wil nog iets terug zeggen, maar hoort dan plotseling een wild gespetter en geproest gevuld door een haast dierlijke brul. Walefrid is wakker geworden door een emmer putwater over zijn hoofd uit te storten.

"Breng me een schoon shirt en een handdoek!" Buldert hij over het binnenplein en ogenblikkelijk komt er een jonge dienster aangesneld met het gevraagde. "Moet ik jullie dan alles voor zeggen, stelletje imbecielen, en vlug een beetje ja!" De dienster knikt onderdanig als ze hem eerst de handdoek rijkt en dan het shirt. Walefrid gooit de natte doek achteloos op de grond als hij zich heeft afgedroogt, trekt het shirt over zijn hoofd en gaat terug richting zaal. Snel raapt het dienstertje zijn oude, met wijnbevlekte shirt en de handdoek op en verdwijnt ermee in een van de bijgebouwen.

Walefrid blijft staan voor de grote eikenhouten dubbele deuren van de grote zaal. Hij haalt even diep adem en gooit dan allebei de deuren met een smak open. Het licht stroomt als een stortvloed de zaal binnen gevolgd door een bulderstem.

"OPSTAAN LULHANNESSEN!! GOOR STEL ZATLAPPEN. KIJK DAN WAAR DE ZON AL STAAT!!"

Dan draait hij zich om naar zijn bedienden. Ik wil hier over een halfuur ontbijten, ja dus zorg dat alles dan aan kant is... en owja schop die schurftige honden de zaal uit." Ijverig beginnen de bedienden met het vegen van de vloer, het verwijderen van de honden en het op orde brengen van de zaal, terwijl er in de keuken driftig aan het ontbijt zelf gewerkt wordt.

Manfred staat erbij en kijkt erna. Zijn taak lag bij de Oude Adelbert, maar nu die er niet is, zal hij zich elders nuttig moeten maken anders kan hij er donder op zeggen dat hij binnenkort ook in het bos kan gaan wonen. Met een zucht pakt hij een paardeborstel en vertrekt richting stallen. De heren zullen het op prijs stellen als hun paarden geroskamd zijn voordat ze er weer op uit trekken en Manfred ging altijd al graag met de dieren om. De stal is de enige plaats op de hoeve waar hij een beetje rust heeft en tot zichzelf kan komen...

Die middag is het rustig op de Hoeve. De jongelingen zijn gaan jagen. Manfred staat op de brug en kijkt uit over het pad naar het woud. Ieder moment verwacht hij daar de Oude Adelbert te zien verschijnen. Trots en fier op zijn paard net als op die dag... Nee daar wil hij niet aan denken, dat was een vreselijke dag. Een dag van bloed en vuur. De dag dat heet Barnsteen en zijn familie om het leven gebracht werden en als ketters werden verbrand op de binnenplaats. Dieren had Adelbert hen genoemd, maar Barnsteen was een betere heer geweest dan Adelbert ooit had kunnen zijn. Toch begon Manfred de Oude Adelbert te missen. Als de jongelingen terug waren van de jacht zou hij Walefrid inlichten.

Daarna ging hij terug het binnenplein op en liep de Grote Zaal in. Hij hielp hier en daar mee met het aanvegen van de zaal en het rechtzetten van de tafels, maar hij voelde dat zijn oude botten niet lang meer mee zouden gaan. Binnenkort zou zijn tijd komen. Dan was hij overbodig en werd hij weggestuurd, het woud in...

-------

Door Faranyell (12/25/02):
Het was niet een enorm lang stuk lopen geweest naar de enorme hoeve die als een vierkant blok in de owuden was geplaatst.Ze was het pad gevolgd..deels omdat ze hield om de wilde stromen te volgen van de wilde rivier die dwars door de ongetemde bossen liep..deels ook omdat het gewoonweg makkelijker lopen was.

Middenin een grote rustige vallei lag de hoeve,omgeven door grote akkers voor landbouw en weien om enkele dieren op te laten grazen.Af en toe waren er enkele stukken waarop groepen van dezelfde fruitbomen en struiken stonden..middenin die belangrijke "tuinen" stond de hoeve,bedekt met daken van het riet dat groeide aan de Woeste rivier..(die vele namen had in de wouden),een hoge,zware toren waarop ze vaak diezelfde man elke dag opnieuw zag uitkijken over de wouden.

Een zware stenen brug stond over een kalme bijrivier waarbij ze zelf vaak rustend zat,kijkend naar de hoge muren waarlangsheen klimplanten liepen en vanboven terug afbogen om onwaarschijnlijk terug naar beneden te groeien.Vaak zat ze ook bovenop een van de afgrensde heuvels rondom het dal om dan op een van de stenen muurtjes die er vaak als omgrenzing waren neergezet,beschermend daarentegen,Nee..ze waren nauwelijks twee armlengtes hoog.Maar toch maakten ze deel uit van de hoeve,middenin het woud.

faranyell

------

Manfred had zijn taken voor de dag gedaan. Als huismeester had hij opdracht gegeven de grote hal in gereedheid te brengen voor de terugkeer van de heren. Adelbert was nog steeds niet terug en het begon nu toch al werkelijk donker te worden. Ook Walefrid had zich nog niet laten zien. Manfred sloeg zijn mantel dicht om zich heen tegen de naderende kou van de nacht en liep de grote brug op. Bezorgd keek hij het pas naar het woud af. Luisterend of hij wellicht in de verte het getrappel van paardehoeven hoorde.

Plots zag hij daar het kind op de rand van de brug zitten. In het schemerduister kon hij nauwelijks een gezicht onderscheiden, maar hij zag direct dat het meisje niet van de Hoeve afkomstig was.

"Kind wat doe je hier? Je ouders zullen zich zorgen maken, maar het is nu te laat om door het woud te struinen. Kom blijf vannacht hier, dan zal ik morgen de heren om een paard verzoeken om je thuis te brengen."

-----

Door Faranyell (1/19/2003):
Ze draaide zich om naar de plotseling verschenen man om zijn gezicht te kunnen zien.Ouders?Ze vroeg zich af wat de man daar juist mee bedoelde...Haar ouders waren overal om haar heen,één enorme familie.Maar ze stemde graag in op het verzoek van de man.Een nacht in deze burcht die ze maar al te goed kende van buitenaf,ze was er zelfs erg nieuwsgierig naar geweest om ooit een blik te kunnen werpen wat er zich binnen bevond.

Ze stond op en haalde het haar achter haar spitse oren."Mijn ouders zijn overal om me heen Heer.Maar ik blijf graag overnachten in deze burcht."

-----

Elfvolk! Manfred hapt even naar adem. Dit had hij niet verwacht. Hij had wel gehoord van dergelijke wezens, maar nu zat er eentje vlak voor zijn neus. Snel nam hij zijn hoed af en zette die het kind, nee de elf op. "Oei, elf als de meester erachter komt dat je niet tot het mensenras behoort..." Manfred schudt met zijm hand alsof hij hem zojuist aan een heet kolenvuur gebrand heeft. "Hou die hoed maar stevig op je hoofd, hij mocht je oren eens zien. Kom snel mee naar binnen." Manfred gaat de elf voor naar zijn huisje. "We uh, zijn erg vereerd om een elf te gast te hebben." Hij maakt een lichte buiging als hij de deur voor haar openhoud. Zijn vrouw kijkt verbaasd op van bij de haard als ze de deur hoort open gaan. De soep die opstond verspreide een heerlijke etenslucht. Het schamele vertrekje was gevuld met het licht en warmte van de haard.

-----

Door Faranyell (1/21/2003):
"Elfvolk?"Was het dan zo abnormaal,hadden ze dan nog nooit een boswezen gezien?Ze waren alsjeblieft overal om hen heen!.."Maar ze begreep het,mensen waren vroeger even vreemde wezens welke zij maar af en toe op de vervallen paden zag wandelen,of lopen...achtervolgt,door een van haar...'vrienden'.
Ze glimlachte flauwtjes en trok de hoed dan maar over haar oren.

Het vertrek werd zacht verlicht door het warme vuur van de open haard en het witte licht van dikke kaarsen tekende tevens zacht de schaduw van de vrouw af tegen de bruingrijze muur.Het vertrek deed haar op de een of andere manier denken aan de gelagzaal van de taveerne..het grote haarvuur waaruit enkele roodlichtende sintels vlogen en grijze assen verspreid waren rond de omgeving van de haard of opvlogen in de lucht om dan te verdwijnen.En dan...de even grijze vacht van de hond,haar vriend..Vriend,Viervoeter en Trouwe Strijder.Had ze er goed aan gedaan om hem achter te laten in de taveerne?Haar hart in haar borst begon harder te kloppen.Was het wel goed geweest,hij was al zo oud,hij had steun nodig!Maar dna zag ze het gezicht van de jongen,ongeveer even oud als haar,het gezicht van de waardin en het jonge meisje.Zij kenden hem,hij zou het wel redden.

Even was ze weer in die gedachten verzonken,maar dan keek ze op,glimlachte,en maakte een diepe buiging tot de vrouw,terwijl de hoed afnemend en zichzelf zo kenbaar makend als boself.

Ze zette zich weer en trok de hoed over haar oren,de hoed die voorheen tot de man behoorde...

-----

"Manfred, wat heb je me nu weer in huis gehaald? Je weet toch wat de meester vind van elfen?" Hoofdschuddend loopt ze naar een kastje aan de muur en haalt er een extra nap uit tevoorschijn. Vervolgens schept ze een bruinige brij in de drie nappen op tafel en legt naast elke nap een houten lepel.

Manfred ziet het glimlachend aan. Hij wist dat zijn vrouw het niet zo leuk zou vinden, al die impulsieve dingen van hem, maar ook dat ze er geen probleem van zou maken... zo was zij nou eenmaal en zo was hij en zo ging het al jaren goed. Manfred nodigde het meisje, nee de elf, aan tafel.
"Alsjeblieft, ga zitten. Het is niet veel, maar meer hebben we niet. Ik kan helaas niet lang blijven. Straks komt de heer terug en dan moet de Grote Hal op orde zijn."

Zelf schoof Manfred aan en begon verwoedt van de brij te eten.

-----

Door Faranyell (2/5/2003):
'De heer'.....wie zou dat zijn dat hij zo vaak uit de monden van deze mensen valt?Zou hij zijn zoals de meesters van het woud,of nog erger? ...Ze zou wel zien en at verder aan de maaltijd die de vrouw haar had opgelepeld.Het smaakte haar,en dat liet ze ook zien..maar toch,bij elke hap die ze nam dacht ze aan de hond.Was het dan zo moeilijk om een vriend alleen te laten...ze wist dat Coldrin bij Echo was,en de hond bij vrienden van de taveerne,maar waarom..dacht ze altijd terug aan hem?Die gedachten liet ze liever niet zien aan de anderen..."Echt wel lekker hoor,het hoeft helemaal niet zo rijk te zijn zoals de tafels van de raganorckse heerseres..waarschijnlijk zal haar maag zich even rap vullen (denk ik toch) als de mijne... ."
Ze trok haar schouders tegen de hoed...en keek naar de man."Zijn er hier honden?"

-----

Door Coldrin (2/13/2003):
'Woohoo,' klinkt er plots een luide stem. Gierend van het lachen vliegt Artuur, Tuurke voor de vrienden, door de lucht.
In zijn handen klemt hij een stukje touw vast.
Als hij een halve boog beschreven heeft, laat hij het touw los.

Een harde bonk is hoorbaar als Tuur op de grond terecht komt en even doorrolt voordat hij tegen een houten steunpaal tot stilstand komt.
'Verdikke, mijn hoofd, auw, het ziet straks blauw en niet van de kou. Auw, Auw.' Lachend staat Artuur Bloemblad terug op en klopt het stof uit zijn kleine groene kleertjes. De hoed die op zijn rode hoofd stond was scheef gezakt over zijn puntige oortjes.

Dan ziet hij de jonge Elf en weet hij weer waarom hij zich vertoont heeft.
Na het gevecht met de Spinelfen heeft Tuur zich in het donkere Woud terug getrokken, maar hij kon nooit het leven zonder die zonderlinge grote wezens gewoon worden. Hij kon het leven dat hij ervoor leidde niet meer terug opnemen en daarom was hij naar de hoeve gegaan.
En nu staat hij hier en roept hij: 'Wanhoop niet, mijn vrouwe, want Tuur is hier,' hij maakt een diepe buiging waarbij zijn hoed de grond raakt. 'Laat die slome beesten los en ik zal ze verslaan met mijn blote handen, desnoods met mijn tanden,' liet hij de laatste woorden er zacht op volgen.
'De honden van Baas, kan ik wel de baas,' lacht hij uitbundig.
'Nietwaar?'

Artuur Bloemblad ~ Tuurke voor de vrienden

------

Door Faranyell (2/13/2003):
Ze had haar haar vraag naar de honden nog maar net kunnen uitspreken net voordat er iets het raam kwam binnenslingeren...Het rolde over de grond en kwam ten stilstand tegen een van de houten steunbalken.Half in mekaar brabbelend staat het kleine wezen op en pas even nadat Faranyell het fatsoenlijk had bekeken zag ze dat het de kleine kabouter was die ze voorheen ook nog op de slagvelden in in de stad had gezien..Ze keek naar de knecht en de vrouw die beiden met verbaasde ogen naar het wezen keken.."Het word hier inderdaad vol als er zo meer van die komen.."en lachte.

Ze knielde om dichter bij de grootte van de kabouter te komen.."Als deze Vrouwe moet vrezen voor de honden zit ze hier verkeerd,ze is hier waarschijnlijk juist voor hen,maar ik ben er zeker van dat ik niet voor hen moet vrezen met jou in de buurt"Zei Faranyel tegen hem."Artuur was het zeker?"

------

"Wa...?" Manfred kwam niet verder dan dat. Een elf in huis en nu ook nog een kabouter. Hij was met stomheid geslagen. Gelukkig was zijn vrouw helderder van geest.
"Welkom heer. Kom gauw dan is de brij nog warm." Snel zocht ze tussen haar naaispullen naar een vingerhoed en vulde deze voorzichtig met de grauwe brij die ze als avondeten had.

"Honden, natuurlijk zijn hier honden meisje, maar dat zijn de jachthonden van heer Adelbert en zijn zoon Walefrid. Je kunt beter uit hun buurt blijven. Er zijn hier niet voor niets geen elven." Ze ging aan tafel zitten en keek even triest voor zich uit.

"Kijk uit wat je zegt lief, de muren hebben hier soms oren. Ik moet nu echt gaan, straks komen ze terug van de jacht en dan moet het haardvuur branden." Manfred keek nog even naar de elf en de kabouter aan zijn tafel, schudde zijn hoofd en graaide een andere muts van de kapstok toen hij naar buiten ging. Wat een vreemd volk deze avond. Er staat iets te gebeuren, ik voel het in m`n botten... dacht hij bij zichzelf.

-----

Door Faranyell (2/20/2003):
Er ging juist nu niets gebeuren,er was al iets gebeurd..sinds de vorige avond waren haar vrienden ten strijde getrokken,ten strijde tegen de macht van Valiant's broer.
-Twee triest kijkende personen aan de tafel-
Waarom moesten zij,juist zij,steeds weer opnieuw ten strijde gaan?Altijd opnieuw...en wat haar verbaasde was dat iedereen nog steeds leefde..hopelijk na deze strijd ook.

faranyell

-------

Het vuur laaide hoog op in de haard, de tafel stond gedekt en het dienstpersoneel stond keurig gekleed in het gelid, maar de heren kwamen niet terug van de jacht. Zelfs de box van het paard van de Oude Adelbert bleef leeg. Het was een vreemde stilte. Een stilte voor de storm leek het wel. De spanning was voelbaar in de zenuwachtige bewegingen van het personeel. Wat moesten ze als hun meester helemaal niet meer terug zou komen? Wie moest dan de hoeve leiden? Manfred keek om zich heen en zag de vragende blikken van de anderen.

Toen ging de grote poort open. Barent de stalknecht kwam zenuwachtig binnen. "Manfred, kom vlug, het paard van Adelbert is terug..." Manfred liet de woorden even op zich inwerken maar kon het belang er nog niet van vatten. Het paard was terug en dus...? "Het paard is alleen!" vervolgde Barent, "Zonder de meester, zonder Adelbert! Er moet hem iets overkomen zijn dat kan niet anders." Nerveus veegde Barent het zweet van zijn voorhoofd.

"Kom binnen," Zei Manfred, "Even twijfelde hij over wat hem te doen stond. Vanacht nog gaan zoeken zou gekkenwerk zijn. Ze zouden op z`n minst moeten wachten tot Walefrid terug was. Dat was de nieuwe heer. Hij keek om zich heen en iedereen leek te verwachten dat hij zou beslissen. Beslissen? Waarover? Hij was niet in staat zo`n hele hoeve te runnen. Hij haalde even diep adem. Er volgde een ijzige stilte. Toen ging Manfred verder, want er zat niet echt veel anders op. "Vannacht kunnen we niets meer ondernemen. Morgen ga jij met twee anderen zoeken in het woud. Walefrid zou ons vermoorden als we niet eens naar zijn vader gezocht zouden hebben. Nu kunnen we alleen maar wachten of Walefrid en zijn vrienden nog terug komen of dat ze besloten hebben de nacht ergens anders door te brengen. Ik hoop alleen dat ze het fatsoen gehad hebben om een boodschapper te sturen..."

Het personeel begon te roezemoezen en Barent ging terug naar zijn stallen. Manfred liep nerveus heen en weer. Hij ging toen de grote toegangsdeur door en ging weer op de rand van de brug zitten. Niet dat hij veel kon zien in het duister, maar hier bij het water kon hij de heer op z`n minst horen aankomen en hier kon hij goed nadenken...

-----

Door Faranyell (3/27/2003):
Faranyell hoorde ook de boodschap van de man..en had er ook wel uit verstaan dat dit een onaangename boodschap was voor de man hier...Ze besloot deze mesen niet te storen en om rond te dwalen in de zware,grote hoeve.Ze nam de kabouter in haar hand en zette die neer op haar schouder,verder moest hij maar zien wat hij deed.

Faranyell opende de keukendeur zo onopvallend mogelijk,het was haar gewoonte om niet al te veel op te vallen,zeker niet bij de aanwezigheid van mensen,of al te veel. In de kamer ernaast keek ze naar de fraaie inrichting..Meer versierd dan de keuken waar ze zojuist had gegeten.Maar ze dwaalde verder..zo'n kamers had ze al vaker gezien.....en dit was niet een van de dwaaltochten die leek op dié die ze had gedaan in de grote oneindige wouden...

------

Door Faranyell (4/7/2003):
Ze dwaalde door de koude gangen langs de door kieren geopende deuren.Langs haast ondoorzichtbare vensters waarachter de duistere nacht lag.Ze waarde over de buitenmuren die dienden als bescherming voor de burcht.Het was een kalme nacht.In nachten zoals deze zou een onervaren reiziger niets merken van de mystiek en eigenaardigheid van deze wouden.

En ergens,haast boven de donkeres stad Raganorck leek wel,dat er een onwrikbaar heldere ster scheen in de grote mantel van Nacht.En alhoewel ze toch zo vertrouwd was met deze mystieke wereld,en had ze al jaren gekeken naar die mysterieuze heldere ster,voelde ze er veel meer voor om binnen te zitten dan in de koude buitenlucht te wachten op de geluiden van het woud.

Met een rilling ging ze terug naar binnen.Was dit vreemd voor haar?Is het woud niet meer wat het was voor haar vroeger?Had ze het in de steek gelaten?

En weer dwaalde ze door de koude gangen,tot ze uiteindelijk uitkwam in een kamer die niet leek alsof ze voor haard bedoelt was.Nee,hier was het warm.
Grote versierde tapijten tegen de muren,pelzen op de grond,zitbanken met houtsnijwerk waarin eveneens taferelen waren verwerkt,en een groot warm vuur,samen met het witte licht van kaarsen...
Voelde ze zich nu hier thuis?

Ze zonk ineen in een donkere hoek naast het vuur en sloot haar ogen..Het was het beste dat niemand,of toch niet al te veel mensen haar zouden opmerken hier,en kroop ze dichter ineen,en hield een kussen tegen haar gedrukt,zodat ze zelf niet veel meer leek dan een berg kussens.

Het vuur deed haar denken aan Vriend,de viervoeter,de oude Strijder.Zou hij nu ook liggen aan het warme vuur van de taverne...in de stad?

Faranyell

-----

Manfred had de hele nacht op de rand van de brug gezeten. Zijn vrouw was nog een keer langs geweest en had hem zwijgend een deken gebracht. Ze wist hoe koppig hij kon zijn. Tegen middernacht was hij in slaap gedommeld, maar om het halfuur schrok hij wakker en nam hij zich opnieuw voor niet meer te slapen. Helaas hij was oud en zelfs het ijskoude beekwater kon de slaap niet op afstand houden.

Langzaam werd de roodgouden glans van de zon zichtbaar boven de bomen van het woud en op het binnenplein kraaide de kleine felle haan. Het enige paard dat nog in de stal stond was een boerenknol die zachtjes hinnikte en maar niet begreep waarom er van de andere paarden geen antwoord kwam.

Manfred zuchtte. De heren hadden besloten niet terug te komen. Hij zou een patrouille moeten uitzenden en dat betekende dat de achterblijvers harder moesten werken. Adelbert moest gevonden worden. Wie anders zou er hier de boerderij kunnen runnen als Adelbert er niet was. Het was een tiran, maar een orde was beter dan geen orde... Manfred sloeg de deken nog eens stevig om zijn schouders en ging het binnenplein op waar zich langzaam de meiden en knechten verzamelden. Dit keer geen brullend ritueel van heren die wakker werden uit hun dronkemansslaap maar slechts ijzige stilte.

Manfred sleepte zich naar het binnenplein. Ondertussen waren alle knechten en meiden verzameld. Manfred wreef de slaap uit zijn ogen en haalde nog een keer goed adem. Zijn stem klonk schel over de binnenplaats.

"Van de heren nog geen enkel nieuws." Gegons onder het werkvolg gevolgd door een enkele "sssst!". Manfred vervolgde; "We zullen een patrouille moeten uitzenden, maar dat betekend dat de rest extra hard moet werken. Al het werk moet hoe dan ook gebeuren voordat de heren terug komen. Het verstandigste lijkt mij als een iemand per paard gaat. De knol is niet de snelste, maar het is beter dan niets, en dat er een groepje van drie de andere kant op gaat. Vrijwilligers?"

Een viertal knechten stak hun hand op. Het was tenslotte mooi meegenomen om een dag boerderij werk te verruilen met een dag door het bos struinen. Manfred knikte; "kijk zelf maar even wie per paard gaat, ik verwacht jullie voor het donker terug." Manfred draaide zich om en gebaarde dat iedereen aan het werk moest gaan. Zwijgend gingen de hoevenbewoners uiteen. Alleen de vier gelukkige knapen die op expeditie mochten, zoals zei het noemden praatten heftig over wie er met de knol moest en wie te voet. Manfred dacht met weemoed terug aan de dagen dat de familie Barnsteen hier de scepter zwaaide. Dat was nog in de dagen van Onyx... Hoe het leven veranderd was sinds dat Dearc besloten had om de hoeve toe te wijzen aan zijn Luitenant Adelbert... Manfred schudde zijn hoofd en ging aan het werk. Werk was tenslotte de enige zekerheid in dit leven...

-----

Door Faranyell (6/1/2003):
De kamer was licht verlicht door de zon die net wakker was.
Wat had ze hier nu nog te zoeken?Vlug stond ze op en ging naar het raam.
Aan het balkon grensde een grote boom waarbij de takken langs alle kanten uitstoken.Ze klom in één van deze takken en daalde af naar beneden...

Ze was al blij dat ze binnen in de hoeve geweest.Vroeger had ze er al langer naar verlangd,maar nu zag ze dat het eigenlijk maar vrij gewoon was.Niets speciaals...

Maar wat ging ze nu doen?Ze hoorde de knechten en diensters bezig op het open plein van de hoeve..de paarden hinniken,de honden blaffen,kippen en kwakende eenden in de slotgracht.Waarschijnlijk de normale hoevegeluiden.

Niet wetend wat te doen liep ze maar de kant uit van de stad.Ver lag ze niet...

(faranyell naar de stadswallen)
Si vous touchez un arbre,
vous serez un arbre.

----

Later die dag waren bijna alle zoekers teruggekomen, niemand had ook maar een spoor van de Oude Adelbert gevonden. Zelfs niet toen ze besloten hadden uit elkaar te gaan om meer Woud te kunnen doorzoeken. Alle kwamen ze terug, hoofdschuddend, maar op een bepaalde manier opgelucht dat ze de oude Heer niet gevonden hadden. Wellicht dat er nu eindelijk iets ging veranderen. Alle hadden ze met glimmende ogen aan Manfred gerapporteerd over het niet vinden van enige aanwijzing behalve de knecht met het paard. Manfred betwijfelde of hij überhaupt wel in de buurt van de stad geweest was, maar hij was in ieder geval nog niet terug. Evenmin als Walefrid en zijn kornuiten. Zelfs al zou de Oude Adelbert niet terugkomen dan nog zou er Walefrid zijn. Het enthousiasme van de jeugd zou al snel de grond in geboord worden zodra deze zoon de hoeve zou overnemen. Hij was zowaar nog hardvochtiger dan zijn ouwe heer.

Het was al lang donker en het regende. De grote zaal lag er koud en verlaten bij. De bedienden hadden zich teruggetrokken in hun eigen kleine kamertjes bij het licht van haardvuur of olielamp. Manfred maakte zich zorgen over de laatste knecht die nog niet terug was. In het donker was het Woud allermins een veilige plaats. Plots hoorde hij een gebonk op de toegangspoort van de hoeve. Een stem riep iets, maar over het huilen van de wind en het kletteren van de regen kon hij niet verstaan wat. Vlug sloeg Manfred een mantel om en nam de lamp van tafel. Zijn vrouw keek hem bezorgd aan en Manfred wist wat ze zeggen wou. Hij knikte enkel.

Hij rende naar buiten en zag dat de stalknecht de poort al had opengegooid. Op het binnenplein stond de knecht met het paard en daaroverheen iets wat in de duisternis leek op een grote aardappelzak. Steeds meer bedienden kwamen er bij staan en kreten van ontzetting weerkaatsten van de natte koude muren. Manfred snelde dichterbij met zijn lamp en hield deze hoog boven zijn hoofd. Wat hij had aangezien voor een aardappelzak bleek een man, nee een lijk te zijn. Het gezicht gezwollen en verkrampt, maar onmiskenbaar zijn oude meester. Manfred snakte naar adem; Het was de Oude Adelbert...
Back to top
View user's profile Send private message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Fri Feb 11, 2005 9:38 pm    Post subject: Reply with quote

Manfred stopte zijn pijp. Hij leunde tegen de deurpost van de grote hal. De eikenhoutendeur stond open naar de nacht toe en boven kon hij de sterren zien. Hij volgde de lijnen van de beer die uithaalde naar de jager. Het was nog vroeg in de nacht, de maan stond dichtbij de horizon strekte lange bleke vingers uit naar de wereld beneden haar.

Manfred sloeg met een tondel vuur in zijn pijp en trok de vlammetjes aan, totdat de tabak smeulde. Hij pufte kleine blauwe cirkels rook naar de sterren boven zijn hoofd. Hij had nooit gedacht de Oude ijzervreter te zullen missen, maar de stilte van de afgelopen paar dagen was bijna onwezelijk. Hij zag het ook bij de rest van de bedienden. De meesten wisten niet wat te beginnen. Manfred kon alleen maar zijn best doen om ze aan de gang te houden en dreigen met de terugkomst van de zoon van de heer, Walefrid. Als dan niet alles piekfijn in orde was... Hij schudde zijn hoofd. Wat maakte hij zichzelf nu ook wijs. De Oude Adelbert was dood en Walefrid zou niets liever doen dan in de stad blijven hangen om daar des te harder te kunnen zuipen. Opeens vroeg hij zich af of Walefrid wist dat zijn vader dood was. Was hij daarom nog steeds niet teruggekeerd, of was er iets in de stad dat hem daar hield?

Hij keek de hal in. Middenin had hij samen met de andere bedienden twee tafels tegen elkaar geschoven en er een kostbare zwart zijden doek overheen gedrapeerd. Daarop lag de Oude Adelbert. De vrouwen hadden hem gewassen en Manfred had zijn harnas uitgedeukt en opgeblonken. Adelbert zag er krijgshaftig uit zoals hij daar lag onder de vlag van zijn huis; een zwaard kruislings over een boom, goud tegen groen tegen een zwartgeblakerde achtergrond. Manfred zuchtte diep en balanceerde de pijp tussen zijn lippen terwijl hij een grote blauwe kring de lucht in blies. Hij zou morgen een van de jongere knechten op het enig overgebleven paard naar de stad sturen om het zwaard te halen en te zien waar Walefrid bleef. De jonge heer zou de baar moeten dragen en het zwaard van zijn vader opnemen. Zonder dat zouden ze de Oude Adelbert niet naar zijn graf kunnen dragen en was de hoeve nog niet officieel overgegaan op zijn zoon.

Manfred dacht aan Walefrid. De opgeblazen kinkel zou het beheer van de hoeve wel eens helemaal niet kunnen zien zitten. Dan zou hij de boel in de stad ergens verpatsen en in het kasteel gaan wonen. Hij had al een paar keer tegen zijn vader gedreigt zoiets te doen. Misschien was dat wel een betere optie. Een veel slechtere heer dan Walefrid zouden ze niet kunnen krijgen. Zolang er maar een heer op de hoeve was. Dan was hij tenminste verantwoordelijk en hoefde Manfred zich geen zorgen te maken over wolven, lekkende daken en spinelfen.

Manfred keek weer omhoog, naar de beer en de jager. De beer die het teken was geweest van de Barnsteens die op brute wijze omgebracht waren door Dearc en de Oude Adelbert. Zowel Dearc als Onyx, Adelbert en de Barnsteens, allen waren dood, alleen hij had ze allemaal nog gekend. Manfred duwde zich zachtjes af tegen de deurpost om naar binnen te gaan. Hij voelde hoe de kou zijn oude botten verkleumd had. Ja, hij had ze allemaal nog gekend, maar hij was dan ook oud. Sommigen van de bedienden beweerden dat hij zo oud als de hoeve zelf was. Manfred glimlachtte, sloeg zijn pijp uit tegen de deurpost van de hal en ging naar binnen om zich te warmen. Zo oud als de hoeve zelf... dan zouden ze vast ook geloven dat de hoeve zou instorten op het moment dat hij kwam te overlijden. Nee, steen en hout waren vele generaties ouder dan de oude bedienden en zouden nog vele generaties blijven staan als de Ene het zo wou. Steen gaat eeuwen mee, alle mensen moeten sterven en er was altijd werk te doen op een hoeve, dat waren zijn drie zekerheden in het leven en ze hadden hem nog nooit bedrogen.

Onderweg naar de haard liep hij langs de Oude Adelbert en veegde met zijn zakdoek een vlekje van zijn heer zijn pothelm. Het had zo`n oude onverwoestbare ijzervreter geleken en nu was hij dood en zijn oude knecht leefde nog, de Ene zal er wel zo zijn redenen voor hebben...
Back to top
View user's profile Send private message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Thu Mar 03, 2005 3:37 pm    Post subject: Reply with quote

De volgende ochtend riep Manfred de jonge stalknecht bij zich. Hij zei de jongen zijn paard te zadelen en Walefrid te gaan zoeken in de stad. De nieuwe heer moest weten dat zijn vader gestorven was. Het was dan een rotzak, hij verdiende het op zijn minst om te weten dat zijn vader gevonden was en wat er van hem geworden was. Daarnaast zou ondertussen het zwaard van de Oude Adelbert wel opgelapt zijn.

Manfred lichtte het deksel op van een klein zwart kistje dat normaal gesproken onder de drempel van de grote hal verborgen zat en haalde er een kleine buidel met wat geld uit. Dat zou genoeg moeten zijn voor het zwaard en de onvermijdelijke drankrekening van de jonge meester. Hij schudde zijn oude hoofd. Als mensen als Walefrid een hoeve moesten bestieren zag hij het lot van de wereld duister in.

"Moge de Ene je behoeden..." mompelde hij toen hij de stalknecht op de boerenknol over de brug weg zag rijden.
Back to top
View user's profile Send private message
Display posts from previous:   
Post new topic   Reply to topic    Raganorck Forum Index -> De Wilde Wouden All times are GMT
Page 1 of 1

 
Jump to:  
You cannot post new topics in this forum
You cannot reply to topics in this forum
You cannot edit your posts in this forum
You cannot delete your posts in this forum
You cannot vote in polls in this forum


Powered by phpBB © 2001, 2005 phpBB Group