Raganorck Forum Index Raganorck

 
 FAQFAQ   SearchSearch   MemberlistMemberlist   UsergroupsUsergroups   RegisterRegister 
 ProfileProfile   Log in to check your private messagesLog in to check your private messages   Log inLog in 

De Lijn der Koningen deel 1

 
Post new topic   Reply to topic    Raganorck Forum Index -> De Kamer der Letteren
View previous topic :: View next topic  
Author Message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Thu Jan 23, 2003 9:51 am    Post subject: De Lijn der Koningen deel 1 Reply with quote

Een vervolgverhaal waaraan ik bezig ben voor de Argus; het ledenblad van de UHSK, studievereniging voor geschiedenis is Utrecht.

-----

Het ligt niet in mijn aard om van alles wat ik meemaak getuigenis af te leggen en de woorden die ik hier neerschrijf zien er vreemd uit voor mij. Alsof ze los van mij anders zijn dan de gedachten die ik in mijn hoofd gevormd heb. Toch is het nuttig om de woorden te zien. Ze geven vastigheid. Als het op papier staat is het waar, niet waar? Alles om me heen is op een subtiele manier uit zijn verband geschoven. Zo langzaam dat ik in het begin niet eens door had dat er iets vreemds aan de hand was. Ik weet daarom ook niet goed op welke dag ik moet beginnen met schrijven. Was het de dag dat de bebrilde man me in de bus aansprak en me zomaar zijn kaartje in m`n hand drukte of was het pas de dag dat op Hoog-Catharijne die zwerver me bezwoer dat ik van ‘het bloed’ was en dat ‘de tijd van schapen en bokken’ nabij was? Wellicht was het zelfs al eerder. Ik herinner me nu pas de vreemde blikken van de bibliothecaris toen ik voor m`n studie een boek leende over het uitdrijven van demonen. Ach misschien word ik wel gewoon gek. Het zou niet de eerste zijn in mijn familie die doordraaide. Maar goed, laat ik dan beginnen bij die dag dat ik de eerste vreemde tekens om me heen begon waar te nemen. Het eerste vermoeden dat er serieus iets niet klopte en dat ik betrokken raakte bij iets zo groots dat het me uiteindelijk wel tot waanzin moet drijven, als ik niet nu al waanzinnig ben.

11 juni 1998, Utrecht

Het was een druilerige dag. Zo`n zomerdag zoals die alleen in Nederland lijken voor te komen. Het was warm en toch viel er regen uit de grijze bewolkte lucht. Ik had de bus genomen om niet al te doorweekt te raken. Bij de bushalte stonden nog twee mensen. De eerste was een vrouw met kind en kinderwagen. Ze keek stuurs en enigszins geirriteerd voor zich uit. De tweede was een man van middelbare leeftijd. Hij stond buiten het hokje te schuilen onder een zwarte herenparaplu. Zijn pak was van een moderne snit; zwart evenals zijn schoenen. Hij droeg een klein rond brilletje op een scherpe, nogal lange neus. Vanonder zijn hoed was nog net een spoor van wit, kortgeknipt haar zichtbaar. Met in zijn ene hand de paraplu en in de andere een aktetas knikte hij me vriendelijk toe. Ik knikte terug en keek de weg af of de bus er niet al aan kwam. Mijn handen had ik in mijn zakken gepropt en met m`n elleboog hield ik m`n rugzak op zijn plek die ik aan een hengsel over mijn schouder droeg. Mijn hoofd was nu niet bij de mensen op straat maar meer bij de boeken in m`n tas.

Ik was de hele dag in de letterenbibliotheek in de weer geweest. Als een echte kleine vakidioot had ik een vakantiedag opgeofferd om op zoek te gaan naar boeken over het Occulte; iets dat altijd al een onweerstaanbare fascinatie op me had uitgeoefend. Nu ik in de vakantie toch tijd genoeg had, besloot ik om eens werk te gaan maken van deze fascinatie en me zelfstandig te gaan inlezen. Ik had gewacht op slecht weer omdat ik het zonde vond met goed weer mijn tijd binnen te verdoen. Het was stil geweest in de bibliotheek uitgezonderd van het af en toe voorbij schuifelen van een andere in de bibliotheek verdwaald geraakte ziel. Na lang zoeken en met hulp van de bibliotheekmensen had ik uiteindelijk kunnen vinden wat ik zocht. Het was telkens weer een wonder hoe juist de boeken die jij nodig hebt op de meest obscure plaatsen blijken te staan. Ik had ruimten gezien waarvan ik niet wist hoe ze bij de letterenbibliotheek konden horen. Veel kamers leken in het niets te bestaan. Ze waren wel onderdeel van de bibliotheek maar leken zodra je buiten stond niet meer te traceren, maar dat was iets dat meer universiteitsgebouwen kenmerkte. Ondertussen verbaasde het me niet eens meer als er plots een horde studenten opduikt vanachter een deur die voor je gevoel niet meer kon verhullen dan een bezemkast. Hoe dan ook, uiteindelijk had ik de boeken gevonden die ik nodig had en het liep tegen zevenen. Bussen kwamen en gingen en de enige bus met het juiste lijnnummer ging richting station. Ik werd het wachten beu en ging op sokkel van het standbeeld van St. Willibrord zitten en keek om me heen. De man met het brilletje keek me nog steeds aan. Steels weliswaar, maar ik had hem in de gaten. Vanonder zijn hoed gingen zijn ogen spiedend heen en weer en als hij dacht ik even niet oplette keek hij me weer aan. Er was iets met die man wat me niet beviel. Het gebeurd me niet snel met mensen dat ze me niet aanstaan, maar bij hem had ik dat onbestemde gevoel wel. Eindelijk was daar de bus. Ik stapte in en hij niet. Toen ik nog even uit het raam naar buiten keek leek het net of hij nog even vriendelijk zijn hand opstak, maar het kon ook zijn dat hij enkel zijn hoed rechtzette. Ach waar maakte ik me druk om dacht ik en ging zitten.

Back to top
View user's profile Send private message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Thu Jan 23, 2003 9:52 am    Post subject: Re: De Lijn der Koningen deel 2 Reply with quote

Ik zag de bebrilde man steeds vaker in de stad en na de vakantie ook op de universiteit. Het kan zijn dat hij er altijd al was geweest, maar dat hij me nu pas echt opviel. Iedere keer knikte hij me vriendelijk toe en steeds meer kreeg ik het gevoel alsof ik hem ergens van behoorde te kennen.

Op een dag stapte ik de bus in en ging zitten in een lege vierzitter. Toen ik opkeek nam de bebrilde man tegenover me plaats. Hij knikte en nam zijn hoed af. Zijn eeuwige aktetas klemde hij tussen zijn benen. Ik voelde me enigszins ongemakkelijk. De bus was verder relatief leeg dus er moest wel een reden zijn voor hem om tegenover me te gaan zitten. Ik veinsde naar buiten te kijken in de hoop dat de man besloot me te negeren, maar helaas. “Goedendag, u studeert Geschiedenis nietwaar?” Hij had een enigszins nasale stem, maar niet onprettig. Ik keek op en knikte van ja. Enigszins argwanend keek ik de man aan. Hij aarzelde even, maar ging vervolgens verder. “Mooi vak, mooi vak, uhm.” Hij staarde naar buiten terwijl de bus de hoek bij de schouwburg omreed. Na een lange stilte ging hij verder. “Heeft u een bepaalde interesse? Ik bedoel de geschiedenis is zo`n breed vakgebied…” Ik aarzelde even met antwoord geven, wat wou deze man nu van mij? Waarschijnlijk gewoon een praatje maken, besloot ik uiteindelijk. “Ik hou me vooral bezig met allerlei magisch gebeuren. Verhalen rond de Tempeliers, rond demonen en magie en dingen als de Heilige Graal.” Ik hoopte hiermee zijn nieuwsgierigheid te bevredigen, zodat hij me de rest van de reis met rust zou laten. Ik was helaas minder fortuinlijk. De bebrilde man knikte: “Ja ja, daar heb ik ook wel eens wat van gelezen… zeer interessant. O pardon, laat ik me even voorstellen, dat was ik pardoes vergeten.” Hij haalde een kaartje uit zijn binnenzak en drukte me dat in mijn handen. “Mijn naam is Aicard, ik was hoogleraar in de Theologie, maar nu ik gepensioneerd ben, kan ik me op mijn hobby storten; genealogie.” Ik keek op het kaartje en zag daar inderdaad de naam van de man, een telefoonnummer en een symbool dat ik niet direct kon thuisbrengen. Ik dacht het eerder ergens gezien te hebben, maar wist niet meer waar. Ik werd afgeleid door de volgende vraag van Aicard. “Wat is uw naam? Wie weet heeft u roemruchte voorouders.” Aicard glimlachte en ik besefte dat ik me nog niet voorgesteld had. Voordat ik daaraan toekwam zag ik echter dat mijn halte naderde. “Uh sorry maar ik moet er hier uit.” Haastig drukte ik op het knopje en stond op om naar de uitgang te lopen. De bus kwam vrij abrupt tot stilstand en ik stommelde door tot aan de deur. Ik zag de buschauffeur via de bolle spiegel naar mij kijken en iets in zijn microfoontje zeggen toen ik uitstapte. Aicard zwaaide nog even vriendelijk toen de bus me even later inhaalde.

Nog niet eens een straat verder kwam er een zwarte Sedan de hoek om scheuren. Het gebeurde te snel voor mij om goed te kunnen zien, maar het leek welhaast of de chauffeur bewust op mij af stuurde. Ik had nog net de tegenwoordigheid van geest om opzij te springen en de zwarte Sedan knalde een paar meter verder in de berm. Er was het geluid van piepende banden en brekend glas en plots waren er overal mensen. Mensen die de bestuurder hielpen uit zijn auto te klimmen, mensen die vragend heen en weer liepen, mensen die aan mij vroegen of het wel ging allemaal. Het enige wat ik kon doen was een beetje stom knikken en me gelukkig prijzen dat de auto langs me heen geschoten was. Toen de politie kwam, bleek de bestuurder van de Sedan zich uit de voeten gemaakt te hebben. De agenten stelden me een aantal vragen en schreven iets op in een notitieblokje. Ik kon ze helaas niet verder helpen, dus werd het mij al vrij snel toegestaan naar huis te gaan. Onderweg kon ik het niet nalaten om telkens steels achterom te kijken. Ik had het gevoel dat dit ‘ongeluk’ geen toeval was. Wat was hier in Godsnaam aan de hand?

De hele volgende week werd opgeslokt door mijn studie. Ik kon er echter mijn hoofd niet bij houden. Telkens dwaalden m`n gedachten af naar de bestuurder van de zwarte Sedan en naar Aicard. Uiteindelijk kon ik m`n nieuwsgierigheid niet langer bedwingen en belde ik Aicard op. Hij was vriendelijk aan de telefoon en zonder te vragen waarom ik eigenlijk belde, nodigde hij me bij hem thuis uit. Er zat voor mij weinig anders op dan toe te stemmen, want voordat ik de kans had om een vraag te stellen had hij alweer opgehangen.

De volgende dag nam ik de bus naar een van de oudere buurten van Utrecht. Het huis van Aicard was een statig herenhuis, voordat ik aanbelde kreeg ik het gevoel bespied te worden. Toen ik omkeek zag ik een zwarte Sedan langs rijden. Toeval of niet, de bestuurder keek me een ogenblik doordringend aan. Plots ging de deur open en werd ik naar binnen getrokken door Aicard. “Snel, blijf daar niet zo staan. Ze hebben je toch niets aangedaan hè?”
“Ze?” vroeg ik verbaasd. Aicard gaf geen antwoord. Hij ging me voor naar een grote studeerkamer met wanden vol boeken. In het midden stond een groot eikenhouten bureau met en leren, bijna troonachtige zetel erachter. Hij wees me naar een hoek waarin twee gemakkelijke fauteuils stonden. “Ga maar alvast zitten, ik kom zo,” zei hij. “ Voordat ik er een woord tussen kon krijgen was hij alweer verdwenen. Het begon me langzaam te irriteren. Er speelde van alles en Aicard wist er blijkbaar meer van. Ik speelde een rol in dit hele gebeuren, maar er was niemand zo vriendelijk om mij te vertellen welk spel er gespeeld werd of wat überhaupt de regels waren. Ik trok mijn jas uit en legde neer op een van de fauteuils. Voorzichtig liep ik de kamer rond. Op het bureau lag een grote sterrenkaart met allerlei berekeningen waar ik geen touw aan vast kon knopen. Naast het bureau, op de grond lag een stapel kopieën en enige opengeslagen boeken waarvan ik enkel kon uitmaken dat ze in het Latijn geschreven waren en dus voor mij onleesbaar waren. Toen ik verder keek zag ik dat er boven de deur een stukje muur was waar geen boekenkast tegenaan stond. Daar hing een kaart van Mont-Segur. De graalburcht, schoot er door me heen. Dit herkende ik en het stelde me vreemd genoeg enigszins op m`n gemak. Toen ging de deur open en Aicard kwam binnen. “Zo,” zei hij zakelijk, “U verdient ondertussen wel wat antwoorden. Ik heb even met de rest contact opgenomen en zij zijn het met me eens… “

Back to top
View user's profile Send private message
Danae Rheanna
Nachtdwaler


Joined: 02 Feb 2002
Posts: 150

PostPosted: Thu Jan 23, 2003 10:46 am    Post subject: De Lijn der Koningen Reply with quote

Neee! Niet ophouden! :D

Een zeer boeiend en goed geschreven verhaal! Je weet de spanning erg goed vast te houden, moet ik zeggen... Hoe dan ook, ik kijk nu wel ineens met heel andere ogen naar mijn Universiteit... *lol*

..... Danaë
___________________________________

~ Rose, rose, wild red rose
Sweetest little ding that grows
You want me to be yours tomorrow
Show me that you care today
Bring roses to adorn my lokken
~ "Roses, roses, wild red roses
Roses wear a thousand Doorns
My Vrouwe fair, this vicious beauty's
Doorns will not adorn your lokken"
~ My liefde zei: "Vrouwe, wild red roses
Fiery scarlet flowers red
Beware of what seems pure but 's thorny
I'll get you daffodils instead"

(old children's song from Eddhenai)

Back to top
View user's profile Send private message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Tue Mar 11, 2003 10:37 pm    Post subject: Re: De Lijn der Koningen Deel III Reply with quote

Antwoorden ja, dat was het waarom ik hier was. De zwarte Sedan en de vreemde manier waarop Aicard me hier naar binnen getrokken had, hadden me even het doel van m`n komst doen vergeten. Ik ging er even goed voor zitten. Aicard schuifelde even met zijn voeten. “Goed, er is zoveel te vertellen dat ik eigenlijk niet goed weet waar ik beginnen moet.” Er viel even een pauze en Aicard maakte van de gelegenheid gebruik om te gaan zitten en vervolgde toen:“Ik maak onderdeel uit van een groep mensen die onderzoek doen. We houden ons bezig wat men ook wel occultisme noemt.” Ik trok een wenkbrauw op. Ik had wel een aantal occulte boeken gelezen en ik vond het mooie theorieën, maar om nu te zeggen dat ik werkelijk geloofde ging mij toch wat ver. “Ik zie dat u sceptisch bent.” Vervolgde Aicard, “maar laat ik het zo stellen. Zie ons als een studiegroep die zich bezighoudt met de vraag wat God is en of Hij een plan heeft. Welke rol zou er in dat plan dan voor de erfenis van de Mensenzoon zijn weggelegd? Wij doen in principe niets anders dan hierover filosoferen. Niets engs of duivels, maar simpelweg het zoeken naar antwoorden.” “Dus jullie zoeken naar Gods plan met de mensen?” Ik wist dat het een domme vraag was en dat het antwoord ja zou zijn, maar ik had tijd nodig om het allemaal een beetje te verwerken. Aicard knikte: “We hebben de vrijheid genomen om u een tijdje te observeren, zoals u misschien wel gemerkt…” “Observeren?!” riep ik woedend. Wie dachten ze wel niet dat ze waren! “Uh, ja zoiets.” antwoordde Aicard een beetje beduusd. Ik stond op en deed twee stappen in de richting van de tengere man in zijn zetel. Met een angstige blik in zijn ogen hield hij z`n twee handen afwerend naast zijn hoofd. “Observeren,” zei ik nu zachter met een stem waar de woede van afdroop, “hoort daar dan ook bij dat jullie me met zwarte Sedans achtervolgen en me overhoop proberen te rijden? Wat voor ziek spelletje spelen jullie?!” Aicard wou iets zeggen, maar zijn ogen schoten naar de deur. Ogenblikkelijk volgde ik zijn blik. Zonder dat ik het gehoord had was de deur open gegaan en een jonge vrouw kwam binnen met een dienblad met kopjes en een koffiepot. Mijn woede zonk ogenblikkelijk tot diep in de punten van m`n schoenen. Haar lange bruine haar ving de zonnestralen die door de hoge ramen naar binnen vielen in een schitterend brons licht. Ik stond daar als versteend en schaamde me om mijn woede. Aicard stond op en glimlachte een beetje zenuwachtig. “Ah Gwen, dank je.” Daarna keek hij mij met een onderzoekende blik aan. “Mag ik je voorstellen, m`n dochter Gwen.” Verdwaasd stak ik m`n hand uit en mompelde mijn naam. Gwen liep straal voorbij zonder me aan te kijken en ik voelde me al beledigd totdat ik doorhad dat ze enkel het dienblad eerst ging wegzetten. Ik kon wel door de grond zakken. Toen ze zich omdraaide speelde er een licht sarcastische glimlach om haar lippen en ze schudde mijn hand lichtjes zonder een woord te zeggen. Haar bruine haar danste om haar schouders. Daarna verdween ze even snel als ze gekomen was weer door de deur.

Ik staarde een paar seconden naar de dichte deur voordat het tot me doordrong dat Aicard al weer was gaan zitten en tegen me sprak. “Nu, zullen we verder gaan? Ik begrijp dat u zich niet op uw gemak voelt, maar we moesten u wel in de gaten houden. Niet iedereen is immers even blij met onze uh… leergroep.” Ik knikte stom. De woorden hoorde ik wel maar verder drongen ze niet meer tot me door. Hij zei nog het een en ander over de leergroep en of ik een keer wilde komen kijken. Ze vonden me blijkbaar wel een geschikte kandidaat. Ik vroeg of Gwen er dan ook zou zijn en hoopte dat ik niet al te doorzichtig was. Hij glimlachte en knikte. Ik voelde me weer tien jaar oud en betrapt bij het snoepen uit de suikerpot.

Op de weg terug naar huis vielen me al die vervelende dingen niet meer op. De zwarte Sedans konden me gestolen worden. Ik was met m`n hoofd heel ergens anders. Bijna was ik m`n halte voorbijgereden. Ik kon nog maar net op tijd op de stopknop duwen. Toen ik uitstapte schoot me plotseling iets te binnen. Waarom had Aicard zo zenuwachtig gedaan toen hij me binnen liet? Die zwarte Sedans hoorde niet bij de leergroep dat waren de mensen die volgens Aicard niet zo blij waren met de leergroep. Dit was groter dan ik vermoed had als er zelfs mensen waren die er niet aan twijfelden om op deze manier op te treden tegen iets dat zich een eenvoudige leergroep noemde. Ik vloekte inwendig. Had ik maar beter naar Aicard geluisterd en wat meer doorgevraagd. Maar goed, morgen zou ik meer weten. Dan zou ik de leergroep ontmoeten en Gwen ook weer, en Gwen.

Die nacht sliep ik beroerd. Overal zag ik ogen die me volgden en een licht dat net buiten m`n bereik bleef. Midden in de nacht schrok ik wakker en dacht dat er iemand aan mijn deur stond te morrelen, maar zodra ik het licht aanknipte werd het stil en hoorde ik verder niets meer. `s Ochtends werd ik met een brak hoofd wakker en zag op m`n klok dat ik nooit meer op tijd op college zou zijn. Ik besloot me dan maar ziek te melden voor dit werkcollege, wat niet eens ver beneden de waarheid was. De rest van de dag hing ik wat rond. Ik moest eigenlijk boodschappen doen, maar geloof me of niet, zodra ik bijna de voordeur uit was sloeg de angst hardhandig toe en ging ik trillend terug naar binnen. Ik bleef binnen totdat het tijd was om naar de leergroep te gaan. Ik zorgde ervoor dat ik pas op het laatste moment de deur uitging, zodat ik niet hoefde te wachten bij de bushalte. Overal zag ik ogen die me bespieden. Die vrouw met die C&A tas zat me de hele tijd aan te kijken, of was het die jongen met dat boek aan de andere kant van het gangpad die me in het oog hield, of allebei? Ik keek naar het raam zonder naar buiten te kijken en probeerde de bus in de gaten te houden via de weerspiegeling, maar wat nou als iemand nu precies het zelfde foefje uithaalde als ik? Dan zou het me niet opvallen tenzij ik er op ging letten. Ik ging zo op in m`n eigen paranoia dat ik bijna weer de halte voorbijreed. Mijn hart klopte in m`n keel toen ik de bus uitstapte en de lange lege straat voor me zag die naar de leergroep zou moeten leiden. Ik begon harder te lopen, bedacht op het geluid van auto`s die met grote vaart de hoek om konden komen. Achter me hoorde ik het geronk van een motor en ik keek ogenblikkelijk achterom. Een rode volkswagen beladen met wat leek op een kinderfeestje reed rustig langs me heen en ik haalde opgelucht adem.

Eindelijk kwam ik bij het huis waar de leergroep bij elkaar zou komen. Het was een grachtenpand waar verder niets bijzonders aan te ontdekken viel. Ik belde aan en werd opengedaan door een man met grijs haar en een dun snorretje. “Uh, ik uh kom voor de leergroep?” stamelde ik een beetje onwennig. De man knikte en liet me binnen. “Kan ik uw jas aannemen meneer?” Ik knikte enigszins verbaasd, gaf de man mijn jas en liep met hem mee de trap op naar een grote bibliotheek die de hele eerste verdieping in beslag nam. Hier en daar stonden tafeltjes en stoelen en stonden of zaten mannen te praten. Het viel me gelijk al op dat ze allemaal minstens de dertig gepasseerd waren en dat er geen enkele vrouw bij was. Geen vrouw? Jawel, daar stond ze, Gwen. Ze stond temidden van een groepje mannen en was in een heftig debat gewikkeld. Ik keek de ruimte rond en zag Aicard op me afkomen. “Fijn dat je er bent, kom dan zal ik je aan de rest voorstellen.” Ik kreeg een hele waslijst namen en gezichten te verwerken zonder dat ik tijd had om ook maar een van de vragen te stellen die me op het puntje van m`n tong lagen. Aicard sleepte me van hot naar her. Toen ik eindelijk iedereen gezien had, rinkelde er een belletje en liep iedereen naar beneden. Ik zorgde ervoor dicht bij Aicard en bij Gwen te blijven. Beneden stond een lange tafel gedekt met drie stoelen aan het hoofd en twee lange rijen langs de zijkant. Iedereen ging achter een stoel staan en Aicard begeleidde mij en Gwen naar het hoofd. Ik vroeg me af wat dit alles te betekenen had, maar toen ik het wou vragen legde Aicard een vinger op zijn lippen en fluisterde zachtjes,: “Niet spreken, dat is niet gepast.” Ik knikte en besloot om het dan maar allemaal over me heen te laten komen. Aicard zette mij rechts en Gwen links naast hem en tikte tegen zijn glas. Hij schraapte even zijn keel: “Broeders! Eindelijk na tweeëntwintig jaar zijn wij weer voltallig. Laat ons dit heuglijk feit vieren in de gedachte dat de tijd nabij is waarop de Verlosser wederkomt.” “Amen.” antwoorden de `broeders` en gingen zitten. Er klonk muziek en de maaltijd werd opgediend. Bij wat voor religieuze sekte was ik hier terechtgekomen? Ik wou het liefst zo snel mogelijk weg, maar ik wist dat ik het me zelf niet zou vergeven als ik niet op z`n minst een paar antwoorden zou krijgen op de vragen die door mijn hoofd spookten.

Back to top
View user's profile Send private message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Mon Apr 21, 2003 1:24 pm    Post subject: De Lijn der Koningen Deel IV Reply with quote

De maaltijd verliep verder rustig. Voorzichtig boog ik me tijdens het toetje een beetje naar Aicard over en vroeg hem wat dit alles te betekenen had. Het was slechts een ceremonieel praatje verzekerde hij me, maar de manier waarop hij wegkeek deed me vermoeden dat dat niet waar was. Ik keek de kring ‘broeders’ rond en allemaal keken ze weg zodra ik hen aankeek. Het leek wel alsof ze bang waren voor mij. De enige die onbevreesd mijn blik trotseerde was Gwen, maar ik kon niet met haar spreken zonder dat Aicard alles zou horen.

De maaltijd werd afgesloten met een moment van ‘stilte en bezinning’ zoals Aicard het noemde. Bedienden in smetteloos zwart en wit begonnen de tafel af te ruimen en de ‘broeders’ gingen terug naar de bibliotheek. Daar nam Aicard me even apart. Voordat hij een woord gezegd had, stelde ik mijn vragen. Ik had lang genoeg moeten wachten en als ik nu zou toestaan dat hij er een woord tussen zou krijgen zou hij me vast weer van m`n stuk brengen. De man had er een handje naar juist die dingen niet te zeggen die ik horen wilde. “Wie zijn die gasten in de zwarte Sedans?” Aicard keek me even verstrooid aan, maar glimlachte toen. “Uh ja, eigenlijk wou ik het ergens anders met je over hebben…” “Nee, Aicard, wie zijn die lui?!” Mijn stem klonk luid in de bibliotheek. Alle andere gesprekken verstomden en ik voelde de ogen van de menigte op me gericht. Het was alsof ik midden in een leeuwenkuil stond. “Goed dan,” zei Aicard. “De mensen in de Sedans. Het zijn mensen die het niet eens zijn met onze visie.” “Visie? Welke visie?” Aicard keek even om zich heen, de leergroep keek vol spanning toe. “Goed, kom mee dan zal ik het je laten zien.”

Aicard draaide zich om en liep naar de gang en een trap naar boven op. Ik volgde hem op de voet. Eindelijk had ik het idee ergens te komen en ik zou deze kans niet zomaar laten glippen. Boven opende hij een deur naar een kantoor en liep naar een brandkast. Hij opende deze en haalde er een dik pak papieren uit die hij op tafel legde. Nieuwsgierig liep ik dichterbij en ging naast hem staan. Op het schutblad stond een doornenkroon met bloeiende rozen afgebeeld. Druppels goudgekleurd bloed drupten van de doornen in een kelk omgeven door een nimbus. “Dit,” zei Aicard, “is de stamboom van het Huis van David. De originelen zijn al lang geleden vergaan, dit zijn slechts kopieën, maar voor zover wij weten is dit de meest volledige genealogie betreffende dit onderwerp.” Aicard klonk bloedserieus, maar ik moest even naar adem happen. Dit konden ze niet menen, of wel? Ik keek mee over Aicards schouder en ik zag de naam van David staan en zijn afstammelingen; allemaal keurig geordend. Aicard sloeg een paar pagina`s om en het ging maar door. Eindeloze reeksen van namen en jaartallen, hier en daar met witte plekken ertussen. “Onze leergroep heeft ten doel deze leemtes op te vullen en de lijn te volgen.” Ik plofte neer in een stoel en hoorde niet meer hoe hij er zachtjes, “tot in het heden.” achteraan fluisterde. Hij keek me veel betekend aan. “Jullie zijn gestoord.” liet ik me ontvallen. “Werkelijk?” Vroeg Aicard. “In hoeveel geschriften wordt geen melding gemaakt van de Wederkomst, van de uiteindelijke Rechter der mensen en de Wederopstanding van de Mensenzoon?” Ik schudde m`n hoofd want ik wist het werkelijk niet. Op dit moment leek het alsof ik niets meer wist. Ik staarde naar de muur achter Aicard en dacht na. “Denk er maar even rustig over na, dan zie ik je zo meteen beneden wel weer.” Zei Aicard terwijl hij de papieren weer opborg in de brandkast. Zachtjes liep hij langs me heen en sloot de deur achter me. Ik hoorde hem de trap afgaan. Ik zat daar een tijdje om alles op een rijtje te krijgen. Wat had ik ooit gedaan dat ik hierin verzeild geraakt was?

Pas toen ik opstond viel me pas het schilderij op boven de brandkast. Daarop waren een man te zien die een zwangere vrouw uit een boot hielp ergens op een verlaten strand. Ik keek er even naar en liep toen naar beneden. Zonder nog een blik in de bibliotheek te werpen nam ik mijn jas van de kapstok en trok ik de voordeur zachtjes achter me dicht. Ik liep de straat uit met een hoofd vol verwarrende gedachten. Eerst de lange weg af naar de bushalte en toen een woonwijk in. Het begon zachtjes te regenen en ik zette de kraag van mijn jas overeind en propte mijn handen in m`n jaszakken. Langzaam kwam ik weer een beetje tot me zelf door zo door de regen te stappen. Plassen vormden zich en de goot veranderde in een minibeekje. Ik volgde de stroom totdat deze in een put verdween en de goot opnieuw water verzamelde en verder ging. Ik was zo in gedachten verzonken dat ik de man in de lange grijze jas niet opmerkte. Plotseling hoorde ik een paar snelle voetstappen achter en werd me een stinkende doek tegen mijn neus en mond geduwd. Even kon ik me nog verzetten, maar toen zonk ik weg in een diep zwart gat.

Ik had geen besef van tijd meer toen ik wakker werd. Ik wist alleen nog dat ik honger en dorst had en dat ik me in een volledige duisternis bevond. Het maakte niet uit of ik mijn ogen open of dicht hield, zien kon ik toch niet. Plots ging er een felle lamp aan die recht in m`n gezicht scheen. Ik kneep m`n ogen tot spleetjes en probeerde met een hand om het licht af te schermen. Over een intercom hoorde ik een stem: “Eindelijk wakker? Je was nog een lastiger doelwit dan we gedacht hadden.” “W… wie zijn jullie?” kon ik met moeite uitbrengen. “Wij stellen hier de vragen. Het gaat er niet om wie wij zijn, maar om wie jij bent.” De stem klonk angstaanjagend mechanisch door de intercom en het was onduidelijk of ze van een man of een vrouw afkomstig was. “Hoe bedoeld u?” vroeg ik. “Zwijg! Je zult alleen spreken als wij je wat vragen, begrepen?!” Bulderde de stem door de intercom. Ik knikte. Angstzweet begon zich boven mijn wenkbrauwen te verzamelen en langzaam langs mijn gezicht m`n ogen in te druppen. Daarbij het verblindende effect van de lamp in mijn gezicht alleen maar versterkend. Ik rilde even. “Goed,” sprak de stem weer “nu dat duidelijk is, begin maar eens te vertellen wat die sekte je allemaal wijs gemaakt heeft.” “Sekte?” “Hou je niet van de domme en praat. We hebben alle tijd, als je nu niets wil zeggen laten we je hier nog wel eventjes zitten. Niemand die je hier zal zoeken.” Het leek er inderdaad op alsof ik alles te winnen en niets te verliezen had door te praten. Waren dit de mensen in de zwarte Sedans? Het moest wel haast. Anders was er een derde partij in het spel. Mijn hoofd duizelde en het duurde even voordat ik wist waar ik zou beginnen. Als bleek dat ik geen onderdeel vormde van Aicards groep zouden ze me misschien wel laten gaan. Ik besloot hen alles te vertellen. Vanaf de dag dat ik Aicard ontmoette tot vandaag bij de leergroep. Wat had ik tenslotte aan Aicard te danken dat ik hem zou beschermen? Niets dan narigheid en nu dit weer. De stem bleef vragen stellen. Telkens dezelfde maar dan net anders geformuleerd en ik bleef antwoorden geven, tenminste zoveel als ik kon. Ik had niets te verliezen. Tenslotte zweeg de intercom en ging het licht uit. Een paar uur later werd het hele ritueel herhaald. Zo ging het een aantal maal achter elkaar door, totdat ik schreeuwde dat ik echt niets wist en dat verder vragen geen zin had. Toen gingen de intercom en het licht weer uit. Mijn hele lijf was in slaap gevallen en prikte bij iedere kleine beweging die ik me dacht te kunnen veroorloven. Uiteindelijk vielen ook mijn ogen dicht. Ik merkte er niets van toen er iemand binnen kwam om weer een goor stinkende doek voor m`n gezicht te houden en me weg te dragen.

Een paar uur later werd ik wakker van het gefluit van vogels en de ochtendzon die op m`n huid scheen. Het hele gebeuren leek een enge droom al was de pijn in mijn spieren, de buil op m`n hoofd en het feit dat ik me in een bos bevond een keiharde waarheid. Strompelend bereikte ik uiteindelijk de openbare weg en een bushalte. Ik bleek me niet al te ver buiten Utrecht te bevinden wat een geluk was. Verder had ik mijn portemonnee en dus ook mijn OV nog. Versuft reisde ik naar huis. Thuisgekomen merkte ik dat de voordeur van het slot was. Voorzichtig sloop ik naar binnen. Wie zou er nu nog interesse in me kunnen hebben? Het was toch duidelijk dat ik met dit alles niets te maken had en niets te maken wilde hebben. Langzaam liep ik de trap op naar m`n eigen kamer en luisterde aan de deur. Daarachter hoorde ik wat geschuifel. Voorzichtig deed ik m`n kamerdeur een klein stukje open en gluurde door de kier naar binnen. Ik zag een paar voeten in rode sportschoenen. Stoer duwde ik de deur helemaal open om de ongewenste indringer handhandig m`n huis uit te zetten, maar mijn mond viel open van verbazing. Op m`n bed zat Gwen met rode ogen van het huilen en de sporen van tranen nog op haar wangen…

Back to top
View user's profile Send private message
Uriel
Dromenvanger


Joined: 17 Oct 2002
Posts: 1179
Location: Utrecht

PostPosted: Mon Jun 16, 2003 8:15 pm    Post subject: ... en het slot!!! (althans voorlopig...) Reply with quote

“Gwen?” Zei ik verbaasd. Ze keek op, geschrokken. “O, ik ben zo blij dat je er bent…” begon ze terwijl ze opstond en me om mijn nek viel. Ze begon te snikken. Ik troostte haar zo goed ik kon. Ik had niet echt een idee wat ik anders met de situatie aan moest. Mijn hart bonkte in mijn keel toen ik haar zo dicht bij in mijn armen hield. “Wat doe je hier?”vroeg ik toen ze enigszins gekalmeerd leek. Nog nasnikkend liet ze zich weer op mijn bed zakken. “Aicard… en zijn leergroep zijn gek geworden. Ze… ze praten over niets anders meer dan het einde van de tijd en het voortzetten van de lijn. Alles moet daarvoor wijken en hij sluit zich op in zijn kamer. Toen heb ik er ruzie met hem over gemaakt. Ik bedoel er zijn toch zekere belangrijkere dingen, niet dan? Hij gaat er echter zo in op en ik maak me zorgen. Maar toen barstte de bom. Ik zou me aanstellen en, en, en, me niet voor de toekomst van de mensheid interesseren. We hebben ruzie gemaakt. Zo`n vreselijke ruzie… toen ben ik weggegaan.”

Ik luisterde terwijl ze doorratelde over de ruzie en over alle kleine ergernissen van Aicard en zijn bezetenheid met genealogie. Uiteindelijk was ze uitverteld. “Maar je hebt nog geen antwoord gegeven.,” zei ik; “Wat doe je hier bij mij?” Ze keek me doordringend aan, het secreet. “Jij,” Zei ze; “bent de enige die ik nog vertrouw. Al de anderen behoren tot Aicard`s leergroep, maar jij laat je niet zo makkelijk inpakken in zijn stoere praat.” O hoe subtiel speelde ze in op m`n mannelijke trots. Het werd even stil. Zachtjes hoorde ik het tikken van de klok. “Mag ik je wat vragen?” Vroeg ze poeslief. “Ik, uhm kan nergens heen…” “en je wil vragen of je hier kan blijven?” Maakte ik haar zin af. Ze knikte. Ik haalde m`n schouders op. “Zolang je wil.” Antwoordde ik enigszins blozend, sukkel die ik was…

Eindelijk leken de dagen weer een beetje normaal te worden. Ik zag geen zwarte Sedans meer en werd niet meer lastig gevallen door Aicard of enig ander lid van zijn leergroep. Het leek wel alsof alles slechts een boze droom geweest was en alsof de hele leergroep, zwarte Sedans en andere narigheid plotseling van de aardbodem verdwenen waren. Het enige wat me nog aan die tijd herinnerde was Gwen. In die tijd was ze alles voor me. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zwaarder verliefd geweest ben of ooit wreder bedrogen ben. We deelden leven, brood en bed en ik had de gelukkigste tijd van m`n leven.

Het was een paar weken later dat ik over Hoog Catherijne liep. Een van de eerste dagen dat ik weer gewoon over straat kon zonder het gevoel te hebben dat er duizenden ogen me achtervolgden. Het was donderdag avond en koopavond. Gwen en ik waren naar Amsterdam geweest. Ze was op zoek naar babykleding, voor een vriendin van haar had ze er snel aan toegevoegd. Het winkelpersoneel had ons meewarig aangekeken. Twee studenten die op zoek waren naar babyspullen, vanuit m`n ooghoeken zag ik ze hoofdschudden. Ach het kon me weinig schelen en ergens vond ik het hele idee wel vermakelijk.

Plots hoorde ik een stem naast me. Een lange dunne man met een vlassig baardje en lang ranzig haar kwam met weidopen ogen recht op me af. Hij keek me strak aan en zijn blik verraadde een stevige trip. Ik probeerde hem te ontwijken maar hij paste zijn koers aan. Vlak bij mij liet hij zich op zijn knieën vallen en greep mijn benen vast. “HEER!” riep hij; “Het koninklijke bloed is op komst! Het einde nadert. Het wordt een tijd van schapen en bokken en u, U bent de drager van het Heilig bloed! Heer Jozef wees genadig!” Ik schrok me dood. Gwen was een eindje verderop blijven staan en keek me met ogen weid als schoteltjes aan. Er had zich verbazingwekkend snel een menigte gevormd en ik liep rood aan van schaamte. Ik duwde de man van me af en hij viel voorover op de grond. Snel liep ik door en deed net alsof er niets gebeurd was. De menigte gonsde en de stem van de zwerver ging verloren in het geroezemoes. Opnieuw voelde ik tientallen paar ogen in mijn rug prikken. Zonder nog op of om te kijken pakte ik Gwen bij haar hand en snel liepen we verder.

Hoe graag ik het ook wilde dit incident liet me niet meer los. Er was al teveel gebeurd om dit zomaar van me af te zetten. Langzaam ging ik alle gebeurtenissen van de afgelopen maanden nog eens na en thuisgekomen sloeg ik er ogenblikkelijk een paar boeken op na. De dagen erna was ik niet weg te slaan uit de letterenbibliotheek. Alles wat ook maar enige relevantie kon hebben zoog ik in me op en er werd me steeds meer duidelijk. Het had er veel van weg of Aicard en de zijnen hadden zich gestort op een eeuwenoud religieus mysterie en ze dachten dat het werkelijkheid was. Het waren religieuze fanatici, net als die lui met hun Zwarte Sedans. Beiden op hun eigen manier. Aicard werkte planmatig toe naar wat hij dacht dat de wederkomst van de Mensenzoon moest worden aan de hand van eeuwenoude mysterieuze geschriften en een dubieuze stamboom. De tegenpartij probeerde deze wederkomst weer uit alle macht te voorkomen. Hoe lang zou dit conflict al wel niet spelen? Hij had me Jozef genoemd; Drager van het Heilig bloed, die zwerver. Wat wist hij en hoe was hij bij dit alles betrokken? Dat was een mysterie wat ik niet kon oplossen. Ach sommige dingen waren misschien wel gewoon toeval, maar het had me wel weer op een spoor gebracht. Misschien was dit een van die dingen die niet opgelost behoorden te worden. Hoe het ook zij als er al een bedoeling zat in de woorden van die zwerver dan kwamen er twee Bijbelse figuren in aanmerking; Jozef van Arimathea die de Heilige Graal naar Europa had gebracht en Jozef van Nazareth, erfgenaam van het Huis van David en de aardse ‘vader’ van Jezus. Dit alles goed en wel, maar welke rol was hier voor mij weggelegd? Daar had ik nog steeds geen antwoord op. Wat hadden deze twee groeperingen van mij verwacht en waarom was ik zo belangrijk?

Gwen zei me op te houden met m`n hoofd te breken over dingen waar ik toch niet uit zou komen. Aicard was gek, zei ze simpelweg, en had al lang in een gesticht moeten zitten. Het bleef voor haar echter haar vader. Dat ze uiteindelijk het huis uit gevlucht was deed daar niets aan af. Het was duidelijk dat ze zich zorgen maakte over de man en meer dan eens zag ik haar aan de telefoon, huilend of krijsend. Ik besloot er niet op in te gaan. Het was iets tussen haar en haar vader en als ik er al over begon hield ze toch stijf haar mond dicht of begon over iets anders.

Ik was weinig thuis en had me volledig op m`n studie gestort. Gwen had een aantal keren geprotesteerd en kattig opgemerkt dat ik steeds meer op Aicard ging lijken. Ik had boos gereageerd en gezegd dat dit iets heel anders was. Al met al ging het allemaal nogal slecht tussen ons en achteraf bezien weet ik nu dat het allemaal bij haar plan hoorde. Ze wilde weg, maar moest nog een reden hebben om het voor mij aannemelijk te laten zijn. Op een dag kwam ik thuis en was ze verdwenen. Gewoon weg. Ik had het al een beetje aan zien komen en achteraf bezien was het niet meer dan logisch. Op dat moment zelf was ik echter radeloos. Ik hield ontzettend veel van haar en wou haar niet kwijt. Na een paar dagen hopeloos gewacht te hebben of ze niet toch terug zou komen of op z`n minst zou bellen, bedacht ik me dat ze wel terug zou zijn naar Aicard. Iets anders kon ik me niet voorstellen. Toen ik naar zijn huis belde, kreeg ik echter te horen dat het nummer niet meer bestond. Ik dacht eerst dat ik me vergist had, maar na drie mislukte pogingen gaf ik het op. De dag erna wou ik langsgaan. Ik nam de bus naar Aicard`s huis. Dat stond leeg en te koop. Ook het huis waar de leergroep in gevestigd was geweest, zag eruit alsof het al jaren leegstond. Er waren planken voor de ramen getimmerd en er zat een groot kettingslot op de deur. Verbaasd ging ik weer naar huis. Alles wat ook maar enige connectie met de leergroep of met Aicard had, was spoorloos verdwenen. Na nog twee weken van hopeloos zoekwerk gaf ik het op. Blijkbaar wilden ze niet gevonden worden en naar aanleiding van wat ik gelezen had, waren ze erg goed in niet gevonden worden.

Negen maanden gingen voorbij. Toen ik op een dag thuiskwam zat Aicard doodgemoedereerd in de woonkamer. Ik wou tegen hem tekeer gaan, maar met een enkel handgebaar legde hij me streng het zwijgen op. “Zwijg, jongen. Ik ben hier om je een dienst te verlenen.” “Een dienst, hoezo?” vroeg ik schaapachtig. “ Omdat we vinden dat je het recht hebt te weten dat je vader bent.” “Wat!?” Riep ik. “Je bent vader, hier zijn foto`s. Je taak is volbracht. De lijn wordt voortgezet en morgen sterf je.” Met die woorden gooide Aicard een tweetal foto`s op tafel en liep langs me heen de deur door. Voordat ik ook maar genoeg bij zinnen was om te reageren hoorde ik buiten een auto met piepende banden wegscheuren. Ik keek uit het raam en zag een rode Volvo de hoek omgaan, gevolgd door een Zwarte Sedan. Ik liet me op m`n bank vallen. Wat was dit?

Nadat ik enigszins van de schrik bekomen was nam ik de foto`s van tafel. De foto`s lieten Gwen zien die een baby vasthield; mijn baby. Een ongekende vreugde maakte zich van mij meester. Ik was vader! Ik wilde het wel uitschreeuwen, maar ogenblikkelijk herinnerde ik me wat Aicard nog meer gezegd had en ik viel in een zwart gat. Morgen ben je dood. De woorden galmden door m`n hoofd. Het was me allemaal te veel. Plots was ik vader en ik had de enige kans om de baby, mijn baby echt te zien gewoon de deur uit laten wandelen. Wat een waanzin was dit. Was ik nou gek geworden of was de wereld om me heen gestoord geraakt? Er werd een spel gespeeld met mensenlevens, met mijn leven, en ik had me door alle partijen laten gebruiken. Wat een idiote wereld was dit! Er was maar een mogelijkheid om te proberen alles een beetje op een rijtje te krijgen. Ik ging aan m`n bureau zitten en wachtte geduldig tot m`n computer was opgestart. Na een kleine aarzeling begon ik te tikken. De woorden kwamen wel, maar de zin, het verdriet en de grote grap bleven uit.

Het is 02.00 uur `s nachts. Ik ben enkel gestopt om verse koffie te zetten en een broodje naar binnen te werken. Mijn polsen doen pijn van het tikken. Ik leg de laatste hand aan wat jullie hier lezen. Zodirect gaat m`n bus. Ik snap nog steeds niets. Ik hoor iets in de keuken…

Is dat gas wat ik ruik?

Back to top
View user's profile Send private message
Martys Brendarion
Nachtdwaler


Joined: 09 Jun 2003
Posts: 118

PostPosted: Tue Jul 29, 2003 7:20 am    Post subject: Re: ... Reply with quote

urm dit was het lui... suggesties en dergelijke meer dan welkom...

Back to top
View user's profile Send private message
Display posts from previous:   
Post new topic   Reply to topic    Raganorck Forum Index -> De Kamer der Letteren All times are GMT
Page 1 of 1

 
Jump to:  
You cannot post new topics in this forum
You cannot reply to topics in this forum
You cannot edit your posts in this forum
You cannot delete your posts in this forum
You cannot vote in polls in this forum


Powered by phpBB © 2001, 2005 phpBB Group